Welkom!

Welkom!
Mijn naam is Wytze Niezen en dit is mijn blog over ICT en Onderwijs. Ik werk sinds 2006 in het basisonderwijs. In datzelfde jaar ben ik afgestudeerd aan de Ipabo te Alkmaar. Mijn interesse voor ICT en onderwijs is in de jaren op de Pabo ontstaan.
ICT heeft de toekomst, daar ben ik van overtuigd. Met deze blog probeer ik de ontwikkelingen op ICT gebied voor mijzelf bij te houden. Bloggen werkt rustgevend, het zet mijn gedachten weer op een rij.
Momenteel werk ik in Singapore op de Hollandse School Limited. Een ontzettend insiperende omgeving, ook vanwege de hoeveelheid aan internationale scholen die ik kan bezoeken.

dinsdag 15 december 2015

De (anti) professionele leerkracht

De professionele leerkracht

Ik zie mezelf als een professional. Iemand die ‘het vak’ maakt, beheert, controleert. Ik denk na over het verbeteren van het onderwijs in mijn klas, op mijn school en als professie als geheel. Het geeft mij een gevoel van eigenwaarde en ‘ertoe doen’. Anderen hoeven mij die waardering niet te geven, ze hoeven het niet met mij eens te zijn. Zodra zij mij zien als professional ben ik tevreden. 

Anti-professional
Ik ben gedurende mijn loopbaan een aantal leerkrachten tegengekomen die naar mijn idee de anti-professional zijn. Daarbij heb ik het niet over een andere onderwijskundige achtergrond, of een andere kijk op het doel van onderwijs. Sterker nog, ik praat graag met leerkrachten of beleidsmakers die anders kijken naar goed onderwijs, daar word ik immers als professional beter van. Ik kan mijn eigen visie aanpassen op inzichten die ik verkrijg van anderen, of ik weet anderen in beweging te krijgen. De anti-professional manifesteert zich in het niet willen, of niet kunnen veranderen vanuit een constante redenatie van factoren buiten de persoon zelf. Ik heb absoluut niet de visie dat alle leerkrachten moeten veranderen, ik denk dat continuiteit juist heel sterk is. De anti-professional redeneert echter vanuit een aantal argumenten die de eigen persoon buiten beschouwing laat.

Politiek beleid
De grootste drogreden;politiek beleid. ‘Het moet nu eenmaal zo’. Het tegengestelde is waar, de kerndoelen PO kunnen niet ruimer zijn dan nu gesteld. Ik denk juist dat de ruimte die ze bieden teveel is. Leerkrachten kunnen dit niet zelf invullen vanwege tijdgebrek. Dus wordt er teruggevallen op methodes. En die methodes timmeren elke flexibiliteit dicht, of geven een vals gevoel van professionele inbreng.
De professional kan het heft in handen nemen door vanuit leerlijnen te werken. Wanneer de leerlijnen duidelijk zijn kan de professionele leerkracht hier concrete invulling aan geven door onderwijs vorm te geven binnen de context van de school. Hierdoor krijgen leerkrachten ook weer ‘het vak leerkracht’ in handen, in plaats van slaafs de methode te ‘moeten’ volgen.
Meest tergende vraag die je mij kan stellen: “Krijg jij de methode dit jaar uit?”

CITO
De CITO toets wordt vaak genoemd als reden waarom leerkrachten zich niet professioneel kunnen uiten. Wederom is dit een drogreden. De CITO toets is om voortgang op lange termijn te meten. Echter, je kan de toetsen ook gebruiken om je onderwijs te verbeteren. Wanneer je niets doet met deze toets is het inderdaad zinloos om de toets af te nemen. Je vraagt je als professional dus af waarom je deze toets afneemt. En wanneer dit niet duidelijk is, dan stel je de vraag aan je collega’s. Als het onduidelijk is, dan moet je er misschien mee stoppen. Het is wettelijk verplicht om je leerlingen te volgen, maar ook in dit geval heb je als professional het heft zelf in handen. Het ‘moeten doen’ van de CITO is dus een drogreden om je onderwijsontwikkeling aan op te hangen.


Geld
Uiteraard, meer geld helpt altijd mee om je onderwijs te verbeteren. Tegelijkertijd is het ook geen reden om niks te doen. Ik ervaar nu zelf in Singapore dat geld niet van doorslaggevende factor is om goed onderwijs te kunnen bieden.
De lumpsum regeling voor scholen is juist bedoeld om je als professional te kunnen gedragen. Het zelf kunnen verdelen van geld om de kernwaarden van goed onderwijs te kunnen uitdragen en inrichten is juist het ultieme gevoel van professionaliteit. Het gebrek zit hem misschien in de ondoorzichtigheid van waar het geld naar toe gaat. De echte professional stelt zijn directie aan de kaak, de anti-professional gebruikt het als schild om zich niet als professional te hoeven gedragen.

Accountability
Veel leerkrachten ervaren het als enorm stressvol dat ze van alle kanten worden beoordeeld. Zowel op directieniveau als door collega’s en, uiteraard, door ouders. De professional weet waar hij/zij voor staat en zal kritiek gebruiken om zijn eigen onderwijs te sterken, of zal kritiek pareren door vanuit professioneel oogpunt zijn keuzes uit te leggen.
De anti-proffesional gebruik het als schild om zijn eigen professionaliteit te ondermijnen. Ouders zijn te kritisch, deuren van lokalen blijven dicht voor collega’s en directie is het gevoel van het lesgeven kwijt.

Passie
Leerkrachten die twee dagen op een school werken voor de gezelligheid dragen niet bij aan de professionaliteit van de leerkracht. Wanneer zij praten over ‘lastige kinderen’ en ‘lastige ouders’ straal je geen professionaliteit uit. Gelukkig zijn er heel veel parttime leerkrachten die niet in bovenstaande categorie vallen. Van die laatste groep vind ik het juist extra knap dat zij aan de ene kant professioneel zijn in hun vakgebied en daarnaast, bijvoorbeeld, een gezin draaiende kunnen/moeten houden.

Maatschappij
Het is een maatschappelijk probleem dat leerkrachten als hobby-isten worden gezien. Het werkt niet mee om het onderwijs te verbeteren (hoe dat er dan ook uitziet). De status van de leerkracht als professional is voor mij een sleutel element in het inrichten en vormgeven van onderwijs. Hiervoor zou een standaard ontwikkeld moeten worden. De onderwijscooperatie steekt hierop in door zo’n standaard te ontwikkelen. Je kan nu je input geven! Dus gedraag je als een professional en help mee het vak van leerkracht de status te geven die het (en onze leerlingen) verdient!





zondag 6 december 2015

Mindset van onderwijs

Om goed onderwijs te kunnen bieden is het van groot belang dat leerkrachten en beleidsmakers eenzelfde mindset hebben ten aanzien van leren en onderwijs. Binnen deze mindset is ruimte genoeg voor een ‘eigen’ karakter van een leerkracht en een school als geheel. Vanuit de politiek zou dit constant uitgestraald moeten worden zodat leerkrachten zich bewust zijn van de kaders waarbinnen zij werken.

Future relevance of learning
Het International Primary Curriculum1 werkt vanuit negen rubrieken om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen meten. Deze negen rubrieken samen zijn de ‘key criteria’ voor het op de juiste manier uitvoeren van het IPC. Het startpunt van deze negen kriteria is het soort leerling dat je wilt ontwikkelen. Dit klinkt heel erg alsof het kind ‘maakbaar’ is, maar dat is niet wat er mee bedoeld wordt. Er is geen vast eindpunt of eindtoets om te kijken of je onderwijs bereikt heeft wat je beoogde te bereiken. Het gaat meer om een holistische kijk naar het kind en in welke toekomst zij moeten leven, werken, zijn. We weten niet hoe de toekomst eruit ziet, we weten niet wat leerlingen nodig hebben in de toekomst aan kennis en vaardigheden, en toch wordt er van ons verwacht dat we leerlingen voorbereiden op deze toekomst. Wij moeten een oordeel vellen over de relevantie van ons curriculum. Vanuit dat standpunt kan je dus de keuze maken om een vak volledig te schrappen, Duits bijvoorbeeld. Wat is er nog relevant aan het leren van Duits voor je toekomst? Ik weet daar geen antwoord op, maar wat ik wel weet is ‘doen wat we altijd doen’ ook geen keuze is, maar een dwangbuis en drogreden om de veiligheid van het moment te koesteren.

Visie op leren
Leren kan uitgelegd worden op een zeer biologische manier; het aanmaken en/of versterken van verbindingen tussen neuronen. Maar wat is de filosofische of ethische uitleg van dit vraagstuk? Wat is leren? En waarom is leren? Hoe is leren? Waar is leren? Een mogelijk antwoord ligt in het werk van Gert Biesta (2014). Hij geeft aan dat leren als doel heeft drie domeinen te ontwikkelen; klassificatie (het mogen uitvoeren van bepaald werk/taak), subjectificatie (het worden van een ‘ik’ in de maatschappij, emancipatie en vrijheid hangt hier sterk aan vast) en socialisatie (bv het behoren bij een cultuur, gewoontes, traditie). Vaak wordt gezegd dat wij onze studenten voorbereiden op de maatschappij van de toekomst. Ik hoop altijd dat het andersom het geval is, onze studenten maken de maatschappij van de toekomst. Leren heeft als doel de kinderen de juiste kennis, vaardigheden en inzichten bij te brengen zodat zij de maatschappij kunnen maken. Deze denkwijze stamt al uit de tijd van Plato, al is meteen een kritisch tegen geluid dat maatschappij of student niet maakbaar is. Hij is immers vrij en geëmancipeerd geraakt door ons onderwijs. Ik hoop maar dat ik mijn studenten op de juiste manier geraakt en geïnspireerd heb dat zij de juiste keuzes zullen maken voor een vreedzame, open maatschappij.

Visie op het kind
Is er wederom een nieuwe generatie opgestaan? Zijn de kinderen veranderd ten opzichte van 100 jaar geleden? Regelmatig worden deze vragen gesteld en beantwoord, maar wat is de relevantie hier van? Ik geloof niet dat deze vragen echt van belang zijn. Mocht dit namelijk wel het geval zijn dan is de mensheid per generatie aan het evolueren, en dat lijkt me niet het geval. Het is de omgeving en context waarin kinderen leven die maakt dat kinderen zich anders gedragen. Waar mijn generatie massaal buiten speelt, vies wordt en de wereld ziet instorten zodra je de bal bij de boze buurman in de tuin had geschoten is deze generatie vooral bezig met gamerpoints halen, programmeren en bestaat de wereld niet meer zodra er geen WIFI of scherm is om op te kijken. Andere generatie? Andere kinderen? Nee, andere omgeving, zelfde kenmerken. Het zijn vooral de ouderboodschappen die maken dat het lijkt alsof kinderen zoveel veranderd zijn. ‘Wij speelden vroeger altijd buiten, wij kunnen echt wel zonder WIFI’…(of toch ook stiekem niet…).
Ik loop als ouder tegen dezelfde problemen als mijn ouders liepen, maar in een andere omgeving. Ik moet beperkingen opleggen, mijn kinderen stimuleren het beste uit zich te halen en normen en waarden aanleren. Het grootste verschil is dat sommige ouders zich niet kunnen identificeren met de omgeving waarin hun kinderen opgroeien. Maar dat is misschien ook wel een probleem die elke ouder ervaart, 100 jaar geleden of nu. Mijn kinderen zullen ongetwijfeld erg veel problemen krijgen zodra hun kinderen de godganse dag in een virtuele omgeving zitten. ‘Wij speelden vroeger tenminste nog samen Minecraft.’

Wat is succes?
Een andere vraag die te maken heeft met het nut van onderwijs en de mindset van leerkrachten; succesvol zijn. De OECD die verantwoordelijk is voor de PISA test is een economische instelling. Zij zullen goed onderwijs dus meten vanuit het perspectief van economie. Succesvol onderwijs gaat dan, naar mijn idee, vooral over de economie, human capital wordt uitgelegd als beneficial voor de economie. Leveren de burgers die onze studenten later worden iets op? En dat gaat verder dan het maken van consumenten van onze burgers, maar ook over de banen die zij zullen hebben. Kunnen zij werken in de economie van de toekomst? Kortgezegd, de meerwaarde van onderwijs moet vooral economisch waardevol zijn.
Maar hoe zit dit met holistische kijk op succes? Is het niet fantastisch als onderwijs het mogelijk maakt dat alle burgers in staat zijn zichzelf als ‘gelukkig’ te kunnen bestempelen? Of als we ons als maatschappij ontwikkelen ten aanzien van cultuur en tradities. In de kern van ons bestaan zijn we nog steeds constant aan het overleven. Toch gaat het op school met name over kennis en vaardigheden die ons in staat stellen economisch succesvol te zijn, en staat dit als geheel los van de toegevoegde waarde voor bijvoorbeeld geluk, cultuur, tradities enz. Ook hier maakt Gert Biesta (2014) een ijzersterk punt in zijn stukken over de ‘subjectificatie’ van de student. Kortom; wat is succes? Wanneer ben je succesvol en hoe definieren we succesvol. Ik wil namelijk boven alles dat mijn studenten succesvol zijn, maar dan niet alleen vanuit economisch perspectief, of eigenlijk, juist niet.

Pedagogiek, didactiek en technologie
Vanuit bovenstaande vraagstukken ontstaat een bepaalde mindset bij leerkrachten. Een ideologie of misschien wel utopie van waaruit leerkrachten hun onderwijs vormgeven. De antwoorden hoeven niet eens duidelijk te zijn, maar de vraagstukken zijn sturend voor de kijk op onderwijs en de invulling van een curriculum. We kunnen beter aangeven wat het nut van ons onderwijs is, en onze oordelen zijn gebaseerd op een holistische kijk op de student vanuit het perspectief van de noodzaak van leren voor de toekomst. Hoe passen onze didactieken binnen deze kernwaarden? En hoe kunnen we in ons onderwijs succes ‘modelen’. Technologie is de grote katalysator van onderwijs, welke visie je ook hebt, wel doel je ook wilt bereiken het bij voorbaat uitsluiten van technologie lijkt me onjuist. Natuurlijk kan je er bewust voor kiezen (zoals in Silicon Valley gebeurd2) om technologie bewust buiten de vergelijking te houden, maar ook die keuze is gebaseerd op bovenstaande alinea’s.
Ik denk dat wanneer je die keuze 100 jaar geleden zou maken, je zou kunnen zeggen dat deze leerlingen geen krijt/ krijtbord, potlood, papier af zou nemen.

Mindset van leerkrachten
De huidige ontwikkelingen gaan vooral over het  curriculum (kennis vaardigheden) , de 21st century skills en de rol van de leerkracht. Ik vind al deze ontwikkelingen erg goed, het is nodig dat hier aanpassingen worden gedaan om de schoolomgeving voor leerlingen zo te maken dat zij  worden voorbereid op (het maken van) de  toekomstige maatschappij. Ik zou graag zien dat er een dialoog ontstaat over eerder genoemde punten. Op die manier kunnen we de brug slaan tussen het beleid en ‘het veld’. Er is saamhorigheid over het doel van onderwijs en de mindset die bij leerkrachten ontstaat zal zorgen voor een gevoel van saamhorigheid. Dat biedt ruimte voor scholen en leerkrachten om het heft in handen te nemen en verantwoordelijkheid te nemen voor het onderwijs dat een leerkracht of school biedt. 




Biesta, G. (2014). The beautiful risk of education. Boulder, Paradigm.

dinsdag 1 september 2015

Hoera! iPads horen er bij!

Nog niet zo lang geleden deed men nogal moeilijk over iPads en andere technologieen. Gelukkig is dat nu wel wat anders! Uitspraken als 'ik heb niets met technologie', en 'ach, ik zie wel wanneer de hype voorbij is' behoren officieel tot het verleden. Maar, hoe nu verder...

Dus technologie valt onder de noemer 'beredeneerd aanbod'. Je hebt je curriculum, je hebt je leerlingen, je hebt een jaar de tijd. Vanaf de eerste schooldag ben je bezig met leerlingen op niveau uit te dagen. Je maakt je niveaugroepen, hebt je pedagogiek en didactiek uitgedacht en gaat op zoek naar materialen. Je gebruikt de methodeboeken, extra werkboeken, kopieerbladen en... natuurlijk, ICT. Want hoe fijn is het dat een computerprogramma als geen ander kan bijhouden op welk niveau de leerling werk. Dat de leerlijnen in computerprogramma's zo sterk zijn dat daar geen leerkracht tegenop kan. En dat de kinderen zelf ook graag achter de computer werken.

ICT hoort bij de klas als de stoelen, de tafels, de boeken, de schriften. Het hoort bij de materialen als tekstboeken, werkboeken, kopieerbladen. Binnen je aanbod denk je als vanzelf aan ICT middelen die het leerproces zo effectief en efficient mogelijk laten verlopen.

En natuurlijk pak je bij je instructie eens een animatie, maak je een youtube playlist aan waar leerlingen zelf instructies kunnen volgen, zo doen we dat nu eenmaal.

ICT middelen komen ook niet meer uit het potje ICT, nee, het is een leermiddel, het past bij het potje leermiddelen. Weer wat ruimte op de ICT begroting...

De ICT-er vertelt ook niet meer over de implementatie van Rekentuin, nee, dat weet de reken-coordinator natuurlijk veel beter!

ICT als middel heeft de plek gekregen die het hoort te hebben; ondersteuning van het leerproces op het curriculum van de school.

Maar hoe zit het dan met ICT als doel? Welke doelstellingen hebben we eigenlijk met ICT en hoe kunnen we daar een leerlijn voor ontwikkelen? Ik gebruik daarvoor de ISTE standaarden, IPC ICT doelen, leerlijn Mediawijsheid, kerndoelen PO (ben je snel klaar mee...) en ik kijk naar de internationale scholen waar wij de leerlingen afleveren.

ICT als doel geeft een heel nieuwe kijk op je ICT gebruik. Zo hebben we vorig jaar een unit gedaan waarin we zijn gaan kijken naar het stukje 'creeëren'. Vier weken lang zijn we in de content van 'drugs education' gedoken, wat ze leerden over drugs was eigenlijk bijzaak. Het assessment van het werk van de leerlingen had te maken met het ICT doel creeëren; 'Ik kan de computer gebruiken om informatie, ideeen en verhalen op verschillende manieren te representeren'. We hebben een assessment rubrics gemaakt, hebben succes criteria opgesteld en het startpunt voor iedere leerlingen samen met de kinderen bepaald.

Kinderen werden kritisch op hun eigen werk en beoordeelden het werk van anderen aan de hand van de rubrics. Het echte resultaat kwam een paar weken later toen leerlingen bij een totaal andere opdracht teruggrepen op wat ze eerder geleerd hadden, het leerresultaat was daar.

maandag 24 augustus 2015

#BlimageNL Het loopt als een trein!

Remko Boers is degene die mij heeft uitgedaagd een (onderwijs)blog te schrijven naar aanleiding van een afbeelding. Voordat ik mijn onderwijs verhaal bij het plaatje ga vertellen eerst nog een hele fijne werkvorm om met leerlingen te doen aan de hand van een plaatje. Deze werkvorm stimuleert de hogere denkvaardigheden en zorgt ervoor dat er een discussie op gang komt waarbij het 'denken' van leerlingen zichtbaar wordt. Ik heb deze werkvorm gevonden uit het boek 'Making Thinking Visible'.
Stap 1: leerlingen schrijven op wat ze zien (in stilte voor zichzelf) en delen dit later met hun maatje
Stap 2: leerlingen schrijven op wat ze denken dat het te betekenen heeft (in stilte voor zichzelf) en delen dit later met hun maatje
Stap 3: leerlingen schrijven op waar ze verbaasd over zijn of welke vragen ze hebben aan... (misschien de koe in het weiland)
Ik heb de werkvorm een heel aantal keer gedaan en de uitkomsten zijn steeds zo anders dan je verwacht! Het denken van leerlingen behelst blijkbaar toch meer dan men in eerste instantie zou verwachten. We kijken immers allemaal naar hetzelfde plaatje en toch zien, denken en verbazen we ons over andere zaken. De werkvorm heet See-Think-Wonder.

En dan nu het plaatje dat ik gekozen heb:

Of eigenlijk mijn twee jongens (4 en 6 jaar oud). De oudste wilde eerst tot in detail weten waarom ik hem de vraag stelde. Toen ik uiteindelijk toegaf dat het met onderwijs te maken had koos hij voor het schriftje. De ander koos zonder blikken of blozen voor de treinrails 'want treinen zijn snel!' Mijn vrouw koos de wortel en de jongste was HelloKitty kleurplaten aan het inkleuren. Ik vond het argument van de treinen het beste...

Kinderen zijn ook snel, iets specifieker, plusleerlingen zijn snel met het uitvoeren van schoolse taken. Of; sommige kinderen hebben mazzel dat de taken die wij ze laten doen nu eenmaal heel goed bij ze passen. Sommige kinderen denken dat ze een stoptrein zijn, maar blijken eigenlijk een intercity te zijn. Andersom gebeurt ook wel eens. Sommige leerkrachten geven kinderen het gevoel dat ze een stoptrein zijn, en kinderen gaan zich dan zo gedragen. Stoptreinen moeten soms wachten op sneltreinen, en andersom. Sommige treinen volgen gewoon het schema, andere gaan heftig protesteren als ze weer een rondje om de kerk moeten.

De omstandigheden maken of treinen lopen als een trein. Er zijn genoeg voorbeelden waar de omstandigheden niet op orde waren en de treinen slechts tijdelijk, of helemaal niet rijden.
Sinds ik het boek 'The beautiful Risk of Education' gelezen heb ben ik niet meer zo zeker van mijn zaak hoe ik welke omstandigheden moet creeeren. Nu ik het boek 'Visible learning for Teachers' aan het lezen ben worden mij allerlei wetenschappelijk bewezen omstandigheden aangereikt.
In het geval van de trein zijn er behoorlijk wat voorwaarden waar aan voldaan moet worden. Veelal technische specificaties, daarnaast een handvol mensen die invloed hebben op de trein. We kunnen in het geval van de trein alle voorwaarden volledig inrichten zoals wij dat willen, en dan toch gaat het nog helemaal fout.

Bij leerlingen zit het nog complexer. Je hebt totaal geen invloed op de motor van de trein, de rails waar de trein over moet rijden, de bovenleiding, de wissels, de stations en ga zo maar door. Je hebt wel invloed op de  hoeveelheid passagiers die in de trein stappen (input van de leerkracht), maar niet op de zwartrijders (afleidingen voor de leerling). Je hebt invloed op het rooster van de trein, de tussenstation en de eindbestemming. Echter geldt dat iedere trein (leerling) met andere specificaties het spoor op gaat. Hoe kun je als leerkracht in hemelsnaam al die treintjes op de juiste snelheid met de juiste stations bij de juiste eindbestemming krijgen. En zonder dat de treinen op elkaar botsen! Bovendien hebben al deze treinen een eigen mening en persoonlijkheid, ze hebben ook iets te zeggen en te melden!

En daar moeten wij als leerkrachten meer gebruik van maken!

De prachtige boodschap in 'The Beautiful Risk of Education' is het omarmen van het risico dat onderwijs met zich meebrengt. De onzekerheid die je niet moet willen controleren, maar die je moet gebruiken om het onderwijs te versterken. Hoe mooi is de boodschap van Hattie dat een omgeving creeeren waarin het maken van fouten wordt geaccepteerd en juist een voorwaarde is om te kunnen leren vanwege de challenge die de taak blijkbaar met zich meebracht en de omgeving die de leerkracht neerzette waardoor de leerling de fout kan en mag maken, een groot effect op het leren van kinderen heeft.

In het geval van treinen kan je een zeer groot deel van de risico's vooraf afdekken, en toch gaat het zo vaak mis.

In het geval van kinderen bestaat maar een zekerheid, onzekerheid. Dat moet je als leerkracht accepteren en gebruiken. Op dit moment sla ik de grootste slag die ik kan maken met kinderen, het opbouwen van een sterke band met de leerlingen. Ik heb gesprekken waarin ik verklaar dat ik het juist oneerlijk van mezelf zou vinden als ik alle leerlingen hetzelfde behandel. Ik maak gezamenlijk met de leerlingen de regels en afspraken, zodat iedereen zich in een fijne omgeving bevind (ik heb een heftige afkeer tegen 'de tien gouden schoolregels').

Op basis van vertrouwen kan ik bouwen, de emotionele band die je niet met treinen hebt (tenminste...), maar wel met leerlingen, is de enige zekerheid die ik wil creeeren in mijn klas. En als de trein dan ook nog op tijd is, kom ik nooit meer te laat op school...

zondag 9 augustus 2015

Ondernemerschap in het basisonderwijs

Afgelopen jaar zijn we binnen de IPC units gestart met het aanbieden van de design cirkel.  De cirkel is bedoeld om een idee te realiseren. Er zijn vele varianten van de cirkel en we hebben het beste van de diverse cirkels gebruikt en daar onze eigen ‘saus’ overheen gegooid.
Tevens hebben we geprobeerd het STEM onderwijs te gebruiken als vehikel om de design cirkel aan te bieden aan de leerlingen. De resultaten waren echt fantastisch! Niet alleen de eindprojecten van de leerlingen, maar ook mijn eigen leren viel mij op.

Samengevat bestaat de cirkel uit de volgende stappen
1.     Wat is het probleem, of in welke behoefte ga je voorzien?
2.     Onderzoek; bestaat er niet al een oplossing? Is de behoefte wel aanwezig?
3.     Design; brainstorm, bedenk zoveel mogelijk oplossing, schets, schrijf, kras, enz. Kies de drie beste ideeen en kies daarvan vervolgens het idee dat je verder gaat uitwerken
4.     Plan; Welke materialen heb je nodig? Wie is verantwoordelijk voor wat? Wat is je tijdspad?
5.     Creeer: Voer je planning uit, hou je aan de planning vast, maar wees tegelijkertijd flexibel
6.     Onderneem; Zet je product in de markt, bedenk een passende titel, maak een presentatie en ‘verkoop’ je product
7.     Evalueer; Dit doe je eigenlijk constant, bouw een aantal evaluatie momenten in.
De cirkel is niet perse in deze volgorde. Soms stap je heel ergens anders in (bv design, je bedenkt opeens een ideetje en werkt dit schetsend uit, pas later richt je je op onderzoek en ontdek je of er wel/niet markt voor is).
We hebben een real-life situatie gebruikt als content. Het mileu-vriendelijker maken van onze kamp-locatie. We hebben alle stappen begeleid, waarbij we het stukje onderzoek grotendeels hebben voorbewerkt vanwege ons eigen tijdspad.


Erg leuk was de marktplaats waarbij we ouders als experts hebben gevraagd. Een grote marktplaats waarbij de leerlingen gebruik hebben gemaakt van de expertise van de ouders. Er werd kritisch gekeken naar de designtekeningen door de grafische experts. De projectmanager nam de supplychain onder handen (‘En waar ga je al dat hout vandaan halen? Is dat dan milieuvriendelijk?’) Enz.
Aangekomen bij het ondernemen hebben we de eigenaar van het kamp gevraagd naar de ‘pitches’ van de kinderen te kijken. Ter voorbereiding hebben we een aantal afleveringen ‘Lion’s Den’ gekeken om te focussen op de pitches van de kinderen. Je zag dat de kinderen steeds beter de designcirkel begrepen en de pitches die we zagen konder uitpluizen in de diverse stappen van de cirkel.
Wat opviel bij de het stukje ‘ondernemen’ is dat de beste ideeen met een slechte pitch niet goed overkwamen. Andersom was dat ook het geval, de minder goede ideeen die het product geweldig verkochten vielen goed in de smaak. Voor de kinderen een duidelijke les; een goede pitch is funest voor het verkopen van je product.
Veel van de ideeën  worden daadwerkelijk gerealiseerd op het kamp en waar we komend jaar weer op kamp gaan zullen we dus de ideeën van de kinderen in het echt kunnen bekijken.
Als school hebben we afgesproken deze cirkel jaarlijks twee keer te doorlopen. Er zit ontzettend veel ‘goed onderwijs’ in en het laat de kinderen kennismaken met vaardigheden die, naar ons idee, ontzettend belangrijk zijn om ‘succesvol’ te zijn in de huidige, en toekomstige maatschappij.
Ik zou iedere school adviseren eens te kijken naar STEM onderwijs (of STEAM), de desigcirkel en het aanbieden van deze cirkel aan de leerlingen. De cirkel is op heel veel situaties van toepassing en ook in kleinere projecten of in delen heel goed te gebruiken binnen het onderwijs.
Voor mijn gevoel vallen met de designcirkel een heel aantal puzzelstukjes in elkaar. Voor leerlingen is het opeens zichtbaar waar het eigenlijk om gaat en als leerkracht doorloop je samen met de leerlingen een ontzettend waardevol proces. Maanden later gebruikten de kinderen nog steeds dezelfde cirkel als ze een ideetje hadden (bv het opzetten van een youtube channel) om er zeker van te zijn dat ze hun plan goed uitvoerden.